In vogelvlucht: De Vlier

De vlier (Sambucus nigra) is een inheemse struik, dit wil zeggen dat hij van oorsprong in Nederland thuis hoort. Van nature komt de vlier als onderbegroeiing in bossen voor. Rondom Biddinghuizen komt de vlier in de bosstroken voor. In het voorjaar is het een lust voor het oog met grote witte bloemschermen en nu in het najaar zijn de bijna zwarte bessen niet te versmaden voor diverse vogelsoorten. Onder andere de spreeuwen zijn er verzot op. De vlier is familie van de kamperfoelie en de Gelderse roos.


Je kunt de vlier makkelijk herkennen, de bladeren staan tegenover elkaar, het blad is groot en bestaat uit 5 tot 7 afzonderlijke blaadjes langs een bladsteel. Het blad is ovaalvormig en heeft een gezaagde rand. Als je de bladeren tussen je vingers kneust dan ruik je een sterke indringende geur.

De takken zijn gevuld met een zacht merg. Misschien dat u er vroeger als kind zijnde wel eens een fluit van heeft gemaakt. Het Latijnse woord sambucus betekent schuiftrompet. Het wordt nu nog wel eens gebruikt om mondstukken voor de midwinterhoorn te maken.


De naam vlier zou afgeleid zijn van het Nederduitse vlieder wat zoveel betekent als gevederd blad. De vlier groeit overal, hij is mooi en hoort thuis rondom het erf en in de bosstroken. Is amper ziektegevoelig en heeft weinig last van schadelijke insecten. Vogels verspreiden de zaden, waardoor de vlier zomaar ineens ergens kan groeien waar u hem eigenlijk niet had verwacht.

Dick van de Graaf